Uitstap Westhoek

Op 17 oktober, de dag dat het Lichtfront werd georganiseerd, trokken onze zesdejaars naar de Westhoek.

Op 17 oktober, de dag dat het Lichtfront werd georganiseerd, trokken onze zesdejaars naar de Westhoek. Hieronder lees je een artikel met bedenkingen bij de herdenkingen.

Hoe lang nog voor een oorlogspark?

In Flanders fields the poppies blow – John McCrae had het in zijn beroemde oorlogsgedicht over de Vlaamse velden, doordrongen van het bloed van de talloze gesneuvelden, bezaaid met de lijken van zij die gevallen waren voor de gruwel van de oorlog. Honderd jaar na deze vreselijke oorlog lijkt de westhoek wel het middelpunt van de wereld: de ene eredienst is nog niet afgelopen, of de volgende herdenking dringt zich al op. In dergelijke mate zelfs dat verzadiging dreigt voor onze geesten, net als de Vlaamse kleibodems destijds verzadigd werden door bloed en water. Verzadiging door de overmaat aan herdenking en kennis: aangrijpende beelden, cijfers, getuigenissen en gebeurtenissen over wat er – soms zelfs dag op dag – honderd jaar geleden gebeurde. Toen resulteerde de overvloed in ondraagbaar menselijk lijden, nu dreigt echter de banalisatie hiervan. Murw geslagen door de geromantiseerde heldenbeelden kan men afdwalen van de essentie van het herdenken. Hoe lang duurt het alvorens we de oorlog gaan vieren, in plaats van hem te berouwen? Wanneer besluit men een andere invalshoek nodig te hebben? Wanneer bouwen we themaparken over de oorlog? Moet Plopsaland gaan vrezen voor een Poppyland?

Het lijkt nogal cynisch en heel kort door de bocht, maar is dat dan zo ondenkbaar? Welk verschil is er tussen de Eerste Wereldoorlog en pakweg de Gouden Eeuw van de piraterij, behalve dan de jaren die er tussen liggen? Wie speelt er geen cowboy en indiaan, die in het Wilde Westen elkaars leven zuur maakten? De jaren werden eeuwen en ondertussen zijn dit verhalen uit een ver verleden waar we ons niet meer mee associëren, begraven in de glorierijke geschiedenis waaruit we maar al te graag verhalen putten om onze nood aan escapisme te stillen. We leven ons moeiteloos in als meedogenloze piraat of scrupuleloze revolverheld, omdat we na de talloze gefictionaliseerde films de wrede waarheid niet meer kunnen scheiden van de romantische beelden die er als zoete koek in gaan. Koelbloedige moordenaars worden frivole dandy’s of misverstane vrijheidsstrijders die volledig uit hun historische context gerukt worden.

De Eerste Wereldoorlog daarentegen is nog tastbaar, slechts enkele generaties geleden. Velen hebben nog familieleden gekend die het meemaakten, aan het front of erachter. We kunnen ons iets voorstellen van de dagdagelijkse miserie en zien geen roem of glorie in de zinloze dood.

Maar de tand des tijd ontneemt ons van de overgebleven ooggetuigen van de gruwel; steeds minder onder ons hebben nog die directe link met toen. We moeten het doen met boeken, films en documentaires, met herdenkingen, maar zonder herinneringen. En aan deze dingen kan al snel een overvloed ontstaan, die desinteresse kan wekken. Zonder herinneringen wordt alles al snel een goed gedocumenteerde ver van mijn bedshow. Over honderd jaar kan de doorsnee frontsoldaat zomaar de huidige piraat zijn; het doorploeteren van de modder het nieuwe doorkruisen van de wereldzeeën. Zal men de loopgraaf uitklauteren waar men nu het enteren van een schip nabootst? Het zou zomaar kunnen.

Het moment waarop we de sereniteit niet meer vooropzetten in onze wijze van herdenking, is het moment waarop we de gruwel beginnen te vergeten en de ruimte geven aan de fictie om de feiten te verdringen. Geen museum, geen memorial kan ons dan nog terugbrengen tot de essentie die we moeten nastreven in ons eerbetoon, dat overigens ook vrij moet blijven van haat of politieke boodschappen. Een humane herdenking moet eer betonen en geen eer beloven, in de vorm van propaganda of oproepen tot nationalisme. Want laten we niet vergeten dat samen met de vele Belgische, Britse en Franse jongens, ook vele Duitsers begraven liggen onder onze aarde. Zij spraken een andere taal en vochten onder andere kleuren, maar zij waren ook gewoon maar mensen, voorgelogen door vaderlands propaganda. De dood maakt geen onderscheid van nationaliteit en nam evenredig levens aan beide zijden. Ook zij die het overleefden en een veelvoud van de gesneuvelden vormen, de tekenen dragend van de oorlog, zowel geestelijk als lichamelijk, moeten herdacht worden. Iedereen verdient om sereen en humaan herdacht te worden.

If ye break faith with us who die… We shall not sleep, though poppies grow… In Flanders Fields. – Om af te sluiten nog enkele verzen uit “In Flanders Fields”. Het mag dan een torenhoog cliché zijn, maar desalniettemin één met een duidelijke waarheid in: zij die stierven zullen pas echt dood zijn wanneer ze door ons vergeten worden. Uiteraard roep ik niet op om de Eerste Wereldoorlog te vergeten, wel integendeel: wij moeten hen blijven herdenken, de gewonden en gevallenen. Enkel raad ik voorzichtigheid aan, om de sereenheid ervan niet te laten verloren gaan.

Dries Rogiest – 6LWi